Op 12 augustus 1924 wordt Hilbrand Johannes Baar in het Groningse Haren geboren als zoon van seinwachter bij de spoorwegen Arent Baar (Bierum 1897) en dienstbode Henderika Vrieling (Haren 1900). Zijn ouders zijn in november 1923 getrouwd en krijgen drie kinderen. Bram wordt vernoemd naar zijn opa aan vaders kant. Hij gaat 1,5 jaar naar de Mulo, maar stopt omdat hij politieagent of soldaat wil worden. Als 15-jarige wordt hij kruideniersbediende bij de Albert Heijn. Zijn familie is dan inmiddels verhuisd naar Hulshorst op de Veluwe, omdat zijn vader daar is benoemd tot stationschef. Baar werkt eerst in Putten en daarna in Nunspeet en haalt zijn middenstandsdiploma.
De oorlog
De familie woont op station Hulshorst en in de oorlog verdwijnen Joden en andere ongedocumenteerde treinpassagiers snel ongezien in het huis als ze uit de trein stappen. Het is voor velen een onderduikplaats en een tussenstop op weg naar andere onderduikplekken. Alleen aan het einde van de oorlog wordt dit te gevaarlijk. Bram Baar besluit – in overleg met het verzet – om eind 1942 als infiltrant een opleiding tot politieagent te volgen in de Westenberg Kazerne in Schalkhaar bij Deventer. Dit is een beruchte plek, omdat die in juli 1941 is opgezet om Duitsgezinde Nederlandse politieagenten te kweken, die de bezetter helpen bij het arresteren van Joden en verzetslieden. Als agent wordt Baar gestationeerd in Nijmegen. Daar bewaakt hij een klooster waar hoge NSB-politiefunctionarissen vergaderen en er staat een restant van het Haagse bevolkingsregister, dat na een bombardement in april 1944 naar Nijmegen is gebracht. Bram laat op verzoek van het verzet persoonskaarten van gezochte verzetsmensen verdwijnen. Later wordt hij in Amsterdam geplaatst, maar hij duikt uiteindelijk op teken van het verzet met uniformen en wapens onder.
In september 1944 voegt Baar zich voltijds bij de verzetsgroep Hulshorst-Hierden van Joop Migchelsen. Hij is commandant en instructeur en de rechterhand van de leider. De leden verzorgen voedselbonnen voor onderduikers, vervalsen persoonsbewijzen, verspreiden illegale kranten en tijdschriften, geven berichten door, transporteren wapens en springstof en verstoppen piloten op Landgoed Stakenberg bij Elspeet. Op 30 september 1944 wordt Baar bij een wapentransport samen met twee vrienden gearresteerd, maar hij ontkomt door een Duitser knock-out te slaan terwijl de kogels hem om de oren vliegen. Ondergedoken staat hij nog steeds dag en nacht klaar voor het verzet. Baar smokkelt parachutisten en verzorgt een groep van zes Engelse piloten. Hij bezit stalen zenuwen. Als zijn ouders hem manen voorzichtig te zijn is zijn antwoord: “Die ondergronds werkt, weet als ze hem te pakken krijgen, dat hij de kogel krijgt, die er bang voor is moet er niet bij gaan.” Uiteindelijk wordt hij op 13 januari 1945 samen met anderen uit de verzetsgroep gearresteerd. In de namiddag loopt hij bij het oversteken van de spoorrails recht in een val van de SD. Zware verhoren en marteling volgen in de Jan van Schaffelaerkazerne in Ermelo, terwijl zijn vrienden moeten toekijken, maar Baar zwijgt. In februari zit hij gevangen in De Kruisberg. Op 9 mei wordt Baar tegelijkertijd met Rademakersbroek-slachtoffers Dionisius Dirk Bakker en vader en zoon IJzerman begraven in Nunspeet. Hun graven vormen samen met het graf van een andere lokale verzetsman een monument.