Op 1 oktober 1879 wordt Dionisius Dirk Bakker in Dubbeldam bij Dordrecht geboren als zoon van Adrianus Bakker (Dubbeldam 1842) en Maria Leenheer (Strijen ca. 1841). Hij komt uit een groot gezin. In 1898 trouwt Bakker met Johanna Willemina Kramp (Doesburg 1880) en ze krijgen samen vier kinderen. Bakker werkt aanvankelijk als smid en later als conducteur bij de spoorwegen. Het gezin woont onder andere in Dordrecht, Rotterdam, ‘s-Gravenzande en Amsterdam. Daar wordt Bakker hoofdconducteur. Als zijn vrouw eind 1937 plotseling overlijdt komt de een stuk jongere Cornelia Johanna van Rheenen (Haarlem 1900) het huishouden doen. Bakker zal uiteindelijk met haar trouwen en het echtpaar verhuist eind jaren dertig naar Albertlaan 14 in Nunspeet. Bakker is daar korte tijd stationschef, voor hij met vervroegd pensioen gaat. De echtelieden zijn socialist en veel van het verzetswerk in Nunspeet en omgeving wordt gedaan door de socialistische organisatie ter plekke.
De oorlog
In de oorlog staat het echtpaar bekend als Opa Bakker en Tante Cor. Hun huis is contactadres voor verschillende verzetsorganisaties, zoals de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, Landelijke Knokploegen en koeriers- en inlichtingendienst Rolls Royce. Vanaf de zomer van 1940 verbergt het echtpaar onderduikers in en rond hun huis bij het bos, zoals Joden en later geallieerde piloten. Bakker komt in de leiding van de LO te Nunspeet en in 1943 zijn hij en zijn vrouw medeoprichters van het Verscholen Dorp (april 1943 – oktober 1944): een onderduikplek in de Soerelse bossen rondom Vierhouten, die bestaat uit hutten en holen onder de grond. Bakker is een stille figuur, die hard werkt, maar het liefst achter de schermen blijft. Op het hoogtepunt wonen in het kampement bijna 100 mensen: merendeels Joden (volwassenen en kinderen), vliegeniers, een gedeserteerde Duitser, studenten en verzetsmensen. Het echtpaar staat dag en nacht klaar. Ze zorgen voor de bevoorrading en zijn ook een belangrijke geestelijke steun. Op Cors verjaardag, zondag 29 oktober 1944, wordt het kamp bij toeval ontdekt door twee SS’ers: 78 onderduikers kunnen ontkomen, maar 9 mensen worden de volgende dag gefusilleerd.
Tijdens de spoorwegstaking van najaar 1944 is Bakker betrokken bij hulp aan ondergedoken spoorwegbeambten. Hij spreekt daarbij de woorden: “Ik zal tekenen voor allen en de volle verantwoordelijkheid dragen voor de zaak, waaraan we ons geven. Het is beter dat ze mij, een oud man pakken, dan jullie allen, die nog jong zijt.” Bakker zorgt dat de salarissen worden uitbetaald door persoonlijk op de verschillende onderduikadressen langs te gaan. Door het doorslaan van een koerierster wordt hij op 13 februari 1945 thuis gearresteerd, terwijl de SD eigenlijk komt voor een tijdelijke huisgenoot: Harry, leider van de Rolls Royce-koerierspost in Nunspeet. Cor ziet vanaf afstand de overvalwagen staan en hoe haar man wordt weggevoerd. In de Jan van Schaffelaerkazerne in Ermelo en de Willem III-kazerne in Appeldoorn wordt Bakker zwaar verhoord. Uiteindelijk belandt hij in De Kruisberg. Op 2 maart wordt Bakker onder zijn schuilnaam Hendrik van Rooyen gefusilleerd. Wanneer Cor kort daarop naar De Kruisberg fietst om te proberen haar man vrij te krijgen, hoort ze van het Rode Kruis dat hij al dood is. Ze weet niet meer hoe ze toen is thuisgekomen. De herinneringen aan de oorlog zullen haar altijd blijven achtervolgen. Ook is ze na de oorlog jaren bedlegerig door een fietsongeluk in 1944 met een kist levensmiddelen voor het Verscholen Dorp, dat haar rug beschadigde. In 1966 wordt het echtpaar onderscheiden door het Yad Vashem en in 1981 ontvangen ze het Verzetsherdenkingskruis.