Een leven, dat al vroeg belast werd met zorgen, verdriet en gemis. Pas zeven jaar oud en al wees, terwijl je voogden je niet het veilige thuis hebben gegeven, dat je zo graag wilde, moest je al vroeg voor jezelf opkomen.
Tijdens de Japans bezetting ben je opgepakt door de Kempetai, maar gelukkig na enige tijd weer vrijgelaten, een behoorlijke afstraffing was je deel. Je twee broers zijn per hellship vervoerd naar Japan, maar kwamen daar nooit aan: ze vonden een zeegraf. Je enige zus overleefde de oorlog en de daarop volgende Bersiap periode te nauwer nood.Je ging in dienst bij het KNIL en ging later over naar de Koninklijke Landmacht. Je moest je geliefde Nederlands-Indiƫ achterlaten, je geboorteland waar je voorouders al sinds midden van de jaren 1700 woonden en werkten. In Indonesiƫ was geen plaats meer voor je.
Vrijheid, vrede en onafhankelijkheid stonden hoog in je vaandel, vandaar dat je als vrijwilliger twee maal met het Nederlands Detachement Verenigde Naties naar Korea bent gegaan. Ook voor de onafhankelijkheid van Nederlands Nieuw-Guinea heb je gestreden in Manokwari en Biak.
Na meer dan 36 jaar trouwe dienst heb je het uniform uitgedaan en ben je gaan genieten van je welverdiende pensioen. Helaas ontviel ma je in 1994; een groot verlies, jullie hadden samen en apart al zoveel doorgemaakt. Na een nare ziekte ging je op je laatste reis in 2004. De week voor het zo ver was, zat ik nog aan je bed en heb ik nog alles kunnen zeggen, wat ik wilde. Je zei niets terug, maar we begrepen elkaar heel goed. Ik koester die mooie herinnering. In het boek Onbereikbaar Dichtbij, dat aan jou is opgedragen, heb ik mijn bewondering en respect voor jou opgetekend.
In 2017 hebben we je urn en die van ma gezamenlijk bijgezet in het graf van je zus, tante Theresia. Jullie zijn nu veilig terug in de Nederlands-Indische bodem.