Op 21 juli 1917 wordt Franciscus Leonardus Boks Scholten geboren in Den Haag, als onecht kind van Henriëtte Dreesens (Den Haag 1894) – dochter van een spoorbeambte – en een advocaat uit Dordrecht. Zijn moeder trouwt in 1920 met Dirk van der Meijden, departement-schrijver en later adjunct-commies bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. In de zomer van 1922 volgt echter al een scheiding, terwijl in het voorjaar van 1923 – 9 maanden later – Leo’s halfbroer Carel wordt geboren. Henriëtte krijgt in 1925 een dochtertje dat overlijdt en in mei 1928 een derde zoon – Cornelis Pieter – maar ze sterft die zomer. Leo schrijft later in een brief dat zijn moeder aan “misère…te gronde gegaan is.” In 1929 worden Boks Scholten en Carel pleegkinderen van het echtpaar Dr. Berend Gerhardus Barthus Scholten (Terwolde 1882) en Cornelia Aartje Henriette Boks (Amsterdam 1885) en verhuizen naar Terwolde. De jongste zoon wordt door een familie Wierenga geadopteerd. Scholten heeft met zijn schoonvader Gerrit Marinus Boks (die in 1929 overlijdt) een verffabriek Hecla in Terwolde en ook een eigen fruitteeltbedrijf. In 1931 krijgen Leo en Carel de naam Boks Scholten. Leo wordt fruitkweker en landbouwer.
De oorlog
Boks Scholten gaat in het verzet. Hij is koerier, lid van een knokploeg in Olst en betrokken bij droppings. Hij vervoert en verbergt wapens, pleegt aanslagen op spoorlijnen en neemt deel aan overvallen. In mei 1943 verhuist Leo vanuit Voorst naar Olst. Als hij in oktober 1944 wordt gezocht door de SD steekt hij de IJssel over. Boks Scholten duikt onder in Vaassen – met de schuilnaam Leo Sluiters – en voegt zich bij de knokploeg van politieagent Gerhardus Johannes Lovink: de zogenaamde Bende van Lovink, die overvallen pleegt op zwarthandelaars en boeren die weinig of geen eten willen afstaan aan het verzet. De groep doet zich vaak voor als Landwachters. De Nieuwe Apeldoornsche Courant spreekt eind maart 1945 van een “Veluwse roversbende.” Op 10 februari 1945 worden beide mannen in Vaassen gearresteerd, net als nog zo’n tien andere bendeleden. De beschuldiging is diefstal en roof. Boks Scholten en Lovink worden gezien als hoofddaders. Via het politiebureau in Epe en de Willem III kazerne in Apeldoorn belanden de twee mannen in De Kruisberg. Beiden worden op 2 maart gefusilleerd aan het Rademakersbroek.
Boks Scholten laat zijn verloofde Barbara Hermina van Ommen uit Emst achter. Voor haar maakte hij een eigen boerderij gereed. Op een zondagavond schreef hij haar een brief, waar deze citaten uit komen: “M’n geliefde Barbara, De hele dag ben ik thuis geweest. Vanwege het slechte weer geen bezoek gehad uit Terwolde… Je zult me wel verwacht hebben deze avond, maar ik vond ’t beter om hier te blijven. Donna heeft nog geen veulen en vind ik ’t onverantwoordelijk om weg te gaan… We hebben al strop genoeg dit jaar… Wij zullen later ook wel eens een slecht jaar krijgen, maar dan moeten we in de goeden maar wat apart leggen… In deze kamer wou ik later zitten, vind jij dat ook niet gezellig? Je zei de laatste keer, dat als je getrouwd was, je niet direct kinderen wilde hebben. Ik kan me dat wel indenken, je bent nog jong en het eerste jaar zullen we moeilijkheden genoeg hebben… Het is laat geworden m’n engel en ik ga een hazenslaapje doen. Ik hoop dat Donna wat opschiet. Een innige zoen van je L. die je altijd lief zal hebben.” Omdat uit de brief blijkt dat Leo’s pleegouders niet voor de verloving zijn is het mogelijk dat Barbara op 4 mei 1945 een rouwadvertentie voor “mijn innig geliefde verloofde” heeft geplaatst onder de naam “Nora Greiner.” Boven dit bericht staat de advertentie van de familie Boks Scholten. Barbara zal in 1952 trouwen met een Friese verzetsstrijder die tijdens de oorlog in Emst was ondergedoken. Het is een gelukkig huwelijk, maar ze zal Leo nooit vergeten. Ze bezoekt het monument aan het Rademakersbroek verschillende keren en spreekt regelmatig over hem.