Op 9 januari 1923 wordt Jacobus Franciscus Gerrit Bouwman geboren als zoon van kleermaker Jacobus Franciscus Bouwman (Den Haag 1889) en Maria Elisabeth van Spijk (Schiedam 1892) aan de Laan van Meerdervoort 460 in Den Haag. Zijn ouders zijn in april 1922 getrouwd. Voor Bouwmans moeder is het haar tweede huwelijk. Jacob wordt boomkweker. Hij volgt de Handelsschool en daarna de Rijkstuinbouwschool in Boskoop, want hij wil in Canada gaan werken.
De oorlog
In de oorlog gaat Bouwman in het verzet. Hij zit bij een knokploeg en is lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Zijn ouders weten niet precies wat hij heeft gedaan, omdat hij “een erg gesloten karakter had,” aldus zijn vader op het aanmeldformulier voor de Erelijst. “Eén doel had hij in de oorlog en dat iets te kunnen doen voor de Vrijheid.”
Eind december 1944 besluit Bouwman naar bevrijd gebied te komen. Hij wordt begin januari echter gearresteerd in het dorpje Lienden in de Betuwe. Dit gebied is in het najaar van 1944 door de Duitsers onder water gezet om de opmars van de geallieerden tegen te houden, maar de kern van Lienden is droog. Bouwman wordt meegenomen naar het politiebureau in Velp, waar hij drie tot vier keer per dag zwaar wordt verhoord, omdat de Duitsers hem ervan verdenken een spion voor de Engelsen te zijn. Dit is het laatste – naast zijn doodsbericht – dat zijn ouders over hem horen. Bouwmans weg eindigt in De Kruisberg. Pas in de tweede helft van juni zal zijn familie horen dat hij niet meer leeft. Zijn laatste rustplek is op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.