Op 29 maart 1913 wordt Christiaan Lambertus Brummer in Almelo geboren als jongste zoon van stoelenmatter en opperman/metselaarsassistent Christiaan Lambertus Brummer (Oldenzaal ca. 1877) en spinster Grietje Kuik (Hoogeveen 1883). Zijn ouders zijn in 1900 getrouwd. Grietje is op dat moment 17 en zwanger. Een kleine twee maanden later wordt Brummers oudste broer geboren. In 1924 scheiden zijn ouders en ze zullen beiden hertrouwen. Brummer is grondwerker en huwt eind 1935 dienstbode Johanna – Anna – Toerse (Almelo 1916). Het echtpaar woont aan de Vriezenveenseweg 84 in Almelo, in een groot, wit huis waar meerdere gezinnen wonen. Brummer is in de jaren dertig in dienst bij de werkverschaffing door de overheid in crisistijd. Het gezin krijgt drie kinderen: Grietje (1936), Gerrit Jan (1937) en Lucas (1944).
De oorlog
In de oorlog – najaar 1940 en zomer 1943 – worden er twee kinderen geboren, die jong overlijden. Brummer werkt als straatveger bij de toenmalige gemeentereiniging. In het laatste oorlogsjaar komt er een Duitse soldaat bij het gezin aan huis. Deze militair, waarschijnlijk gedeserteerd, heeft een relatie met een familielid van Chris, Grietje Brummer. Haar verkering vordert op straat op eigen houtje verschillende goederen, zoals een fiets die hij aan Brummer geeft. Die verkoopt het rijwiel door aan zijn zwager Gerrit Toerse. Als de relatie uitraakt gaat Grietje, wellicht vanwege een verbroken trouwbelofte of zwanger, naar de Duitse autoriteiten. Vervolgens worden Chris en Gerrit rondom de jaarwisseling beiden gearresteerd: de eerste voor rijwieldiefstal, de tweede voor heling. Brummers jongste kind is net in november geboren.
Als de SD zijn huis binnenvalt verstopt Chris zich vergeefs onder het bed. Ook vindt de bezetter in een kast etenswaren van de zwarte markt, als boter en leverworst. Hier zou zijn moeder in handelen. Ze pakken Brummer hardhandig op en zijn dochter rent hen boos achterna. De twee mannen worden aanvankelijk in het Huis van Bewaring in Almelo gevangengezet. Daarna volgt De Kruisberg. Beiden zouden niks met het verzet te maken hebben gehad. De families weten dat Grietje Brummer de aanleiding voor de arrestaties heeft gegeven.
Na de bevrijding is Brummers dochter getuige hoe Grietje als kaalgeschoren ‘moffenmeid’ samen met zo’n twintig andere vrouwen op een balkon voor de menigte moet paraderen. Op 19 mei wordt Brummer op de Algemene Begraafplaats in Almelo (nu ‘t Groenedael) begraven, naast Rademakersbroek-slachtoffer Gerhardus ten Voorde. Zijn weduwe zal na de oorlog hertrouwen met weduwnaar Marinus Slots. Dochter Grietje heeft door de oorlog haar favoriete ouder, “een lieve, zachtaardige man”, verloren en wil geen andere. Ze kan het niet goed met haar strenge, nieuwe stiefvader vinden, die bovendien moeite zou hebben zijn handen thuis te houden. Daarom trekt ze als enige van het voormalige gezin Brummer in bij haar tante Jenny Lucas-Toerse, die haar tweede moeder wordt. Haar eigen moeder zal in 1957 zelfs niet bij Grietjes huwelijk aanwezig zijn.
Vaders oudere broer Albert is haar voogd. Bij hem thuis hangt na de oorlog een fotootje van Chris. Jongere familieleden krijgen alleen te horen dat hij door de Duitsers is gefusilleerd. Verder wordt er over drama niet veel gesproken of het is wat geheimzinnig, omdat er sprake is van verraad.
Eind november 1951 schrijft burgemeester van Almelo Jan Marie van Ravesloot in een brief aan de Oorlogsgravenstichting in Den Haag dat hij de straf van de vier gefusilleerde mannen afkomstig uit Almelo – waaronder Brummer en Toerse – niet in proportie vindt met de door hen gepleegde misdaden. “Naar aanleiding van Uw bovenvermeld schrijven deel ik U mede, dat van de door U genoemde personen G.H. ten Voorde en W.H.G.C. van den Heuvel door de Feldgendarmerie werden gearresteerd wegens zwarte handel, C.L. Brummer wegens rijwieldiefstal en G. Toerse wegens heling. Uiteraard staat de door de Duitsers op hen toegepaste maatregel in geen verhouding tot de door hen gepleegde misdrijven en moet dan ook in hun geval worden gewaagd van een ten offer vallen aan de Duitse terreur.”
Dochter Grietje blijft haar vaders graf haar hele leven bezoeken.