Op 30 september 1904 wordt Wouter van Dam geboren in Putten als zoon van stalhouder Jan van Dam (Putten 1865) en Gerritje Everdina van Werkhoven (Putten 1865). Zijn ouders zijn in mei 1889 getrouwd en hebben een groot gezin. Vader Van Dam overlijdt in april 1913 als Wouter pas 8 jaar is. In 1932 trouwt Van Dam met Grietje Gerards (Harderwijk 1905). Het echtpaar vestigt zich in Harderwijk en krijgt een zoon Jan (7 april 1937). De familie woont aan de Smeepoortenbrink 9. Van Dam is – stil en bescheiden – gemeentesecretaris (adjunct-commies).
De oorlog
In de oorlog is Van Dam een van de belangrijkste verzetsmensen van Harderwijk. Samen met scheikundeleraar Dirk Kuijper en Henk Scheer is hij grondlegger van de LO (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) in Harderwijk en plaatselijk commandant van de Raad van Verzet. Als ambtenaar heeft Van Dam toegang tot het bevolkingsregister en al bij ontvangst van de eerste stapel persoonsbewijzen (verplicht vanaf april 1941) drukt hij er een bundeltje achterover voor onderduikers. Van Dam vervalst circa 1200 persoonsbewijzen, waarmee hij zeer veel mensen het leven redt. Ook geeft hij een seintje bij op handen zijnde razzia’s. Voor het verstrekken van stamkaarten en voedselbonnen voor personen die onder een valse naam zijn ingeschreven werkt Van Dam nauw samen met het distributiekantoor in Harderwijk en knokploegen in Apeldoorn. En in samenwerking met het stadhuis en verzet verstrekt het arbeidsbureau Ausweizen, bijvoorbeeld vrijstelling van de Arbeitseinsatz. Ook is Van Dam contactpersoon en medewerker van het in 1943 opgerichte Nationaal Steun Fonds voor het verzet. Hij reist regelmatig naar Amersfoort voor overleg en het doen van financiële transacties. Vanaf september 1944 zit Van Dam bij de Binnenlandse Strijdkrachten.
Van Dam helpt iedereen, bijvoorbeeld het vissersgezin Kok. De drie zoons – tussen de 18 en 23 jaar – moeten onderduiken voor de Arbeitseinsatz. Van Dam zorgt dat het verzet voedselbonnen voor de jongens bezorgt en laat weten als er een razzia dreigt. Als het thuis te gevaarlijk wordt verhuizen de broers naar een eendenboerderij buiten Harderwijk, waar meer onderduikers zitten. Als dank laten de ouders hun jongste dochter Jetske (1932) af en toe stiekem met haar tasje een maaltje vis bij mevrouw Van Dam in het grote huis op de brink bezorgen. De kleine Jan doet haar dan open. Op vrijdag 26 januari 1945 zal Van Dam ‘s ochtends om half 8 thuis worden gearresteerd. Er is eerder huiszoeking geweest, maar hij wil niet onderduiken: zijn werk is te belangrijk en hij is bang voor de gevolgen voor zijn gezin. Ook directeur van het arbeidsbureau Jaap Migchelsen (broer van verzetsstrijder Joop Migchelsen uit Hulshorst) wordt die ochtend bij binnenkomst op zijn werk gearresteerd. De mannen worden een week zwaar verhoord in de Jan van Schaffelaerkazerne in Ermelo en belanden daarna in de Willem III-kazerne in Apeldoorn. Migchelsen gaat op transport naar Neuengamme en overleeft ternauwernood de oorlog. Van Dams weg eindigt in De Kruisberg.