Op 27 maart 1921 wordt Jan Cornelis Hendrik Fleer geboren in het huis van zijn grootouders aan vaders kant in Amsterdam-Oost, een paar dagen na het huwelijk van machinist op de koopvaardij Jan Cornelis Hendrik Fleer (Amsterdam 1897) en Afina Trijntje van der Wal (Groningen 1893). Jan krijgt het jaar daarop een jongere broer Max. Vanaf begin jaren dertig leeft vader apart van zijn gezin, maar Fien en hij scheiden niet officieel. Fleer senior verlaat Amsterdam en moeder voedt haar zoons alleen op. Ze is fanatiek communist, wat zorgt voor een verwijdering tussen haar en haar schoonfamilie. De jongens worden ook communist en ze zijn actief lid van de Amsterdamse atletiekvereniging AAC, waar ze aan hardlopen doen. Na de hbs kiezen Jan en Max om onderwijzer te worden. Ze gaan naar de Hervormde Kweekschool aan de Plantage Middenlaan 27 bij Artis. Hun directeur Johan van Hulst is in de oorlog fel gekant tegen de nazi’s en werkt mee aan het redden van zo’n 600 Joodse kinderen uit de vlakbij gelegen Hollandsche Schouwburg.
De oorlog
De bezetter verbiedt bij zijn aantreden de CPN direct en Afina, Jan en Max gaan bij het verzet. Vanaf het najaar van 1940 vervaardigen en verspreiden ze vanuit huis – Jan Evertsenstraat 55-ii in Amsterdam-West – de illegale partijkrant De Waarheid. De jongens leveren kopij en stencilen de krant in grote hoeveelheden. Samen met moeder brengen zij het blad rond in West. Hun vader daarentegen gaat in 1941 bij een hulporganisatie van de Luftwaffe: het Nationaalsozialistische Kraftfahrkorps (NSKK), oorspronkelijk een paramilitair onderdeel van de NSDAP, dat het gebruik van auto’s en motoren populair moet maken. Van zijn loon stuurt hij elke maand 120 gulden naar zijn gezin. Moeder en zoons leven van een valse stamkaart. Die van henzelf hebben ze aan het verzet gegeven. In ’43-’44 verzorgen de jongens het technische apparaat van De Waarheid in sectie West. Ook houden ze zich bezig met het bezorgen van bonkaarten bij onderduikers en werken voor Het Parool en de verzetsorganisatie Groep 2000 van Jacoba van Tongeren, die aan het einde van de oorlog zo’n 4500 onderduikers verzorgt. In 1944 gaan de Fleers ook op grote schaal het illegale blad Ons Volk verspreiden.
Tijdens de Hongerwinter besluit Afina in december naar haar zus in Slagharen te gaan, omdat daar meer te eten is. Jan en Max zijn op dat moment gearresteerd en zitten vast in Amersfoort, maar ze weten te vluchten en naar hun moeder te komen. Vader Jan is er waarschijnlijk ook, want hij is rond Dolle Dinsdag gedeserteerd en ondergedoken, vermoedelijk bij zijn oude gezin (wat persoonlijk en politiek de nodige spanning zal hebben opgeleverd). In Slagharen zetten moeder en zoons wellicht hun verzetsactiviteiten voort, want een plaatselijke NSB’er geeft hen aan als communisten. Op 24 januari wordt het hele gezin gearresteerd en tijdens verhoor zwaar mishandeld. Max wil alle schuld op zich nemen en doet op 8 februari in de gevangenis in Almelo een zelfmoordpoging, waaraan hij de volgende dag overlijdt. Jan junior en senior belanden in De Kruisberg; moeder waarschijnlijk ook. Vader en zoon worden op 2 maart gefusilleerd. Afina komt bij de bevrijding met de schrik vrij, maar moet na de oorlog enige tijd worden verpleegd in een psychiatrisch ziekenhuis in Santpoort. Om het graf van haar man in Lutten (bij Hardenberg) bekommert ze zich niet. De kinderen worden in 1948 herbegraven op Eerebegraafplaats Bloemendaal. Er vindt dan een korte verzoening plaats tussen Afina en haar schoonfamilie. Zo logeert een jonger neefje een tijd bij haar om gezelschap te houden. Hij slaapt in het bed van zijn oudere neven en speelt met hun speelgoed. Maar als een communistische kennis er vandoor gaat met de verloofde oudere zus van dit jongetje wordt het contact weer verbroken. Afina Fleer-van der Wal overlijdt in 1962.