Op 15 juni 1921 wordt Hendrik Gerard van Geen geboren in Waardenburg als de tweede zoon van burgemeester en luitenant ter zee 1e klasse Jhr. Mathieu Lambert van Geen (Maastricht 1883) en Constantia Jacoba Van Holthe Tot Echten (Assen 1893). Zijn ouders zijn in de zomer van 1919 getrouwd. Vader van Geen is op dat moment weduwnaar en hij heeft een dochter uit zijn eerste huwelijk. In 1927 wordt hij burgemeester van Putten en de familie verhuist naar Huize Bijstein aan de Nijkerkerstraat.
De oorlog
In de oorlog gaat het gezin in het verzet. Vader wordt in 1941 als burgemeester ontslagen, omdat Putten op 29 juni te openlijk de verjaardag van prins Bernard heeft gevierd. Hij duikt thuis onder. De familie biedt hulp aan piloten en onderduikers. Op de jongste dochter na verrichten de kinderen Van Geen koeriersdiensten en later in de oorlog zijn ze betrokken bij droppings en het onderbrengen en vervoeren van piloten, wapens, munitie en zenders. Ook helpen ze bij de sabotage van spoorlijnen. De kinderen Van Geen noemen zichzelf de Stootgroep. Henri zit bij de R.V.V. en zijn verzet is gemotiveerd door “vaderlandsliefde en haat tegen de onderdrukker,” aldus zijn vader na de oorlog. In 1944 zijn er in Putten een communistische verzetsgroep en een rond Arend Dunnewind – zoon van de stationschef – waar Van Geen bijhoort. Ze voeren opdrachten uit voor Berend Dijkman, alias Piet van de Veluwe. In de zomer van 1944 krijgt Henri de leiding. In september neemt de ondergedoken politieman Ab Witvoet het roer over. Op zaterdagavond 30 september pleegt deze groep – zonder Van Geen – een mislukte overval op een auto met twee Duitse Wehrmacht-officieren en twee korporaals, waarbij een verzetsman en een korporaal omkomen. Deze actie leidt de volgende dag tot de Razzia van Putten. Op zondag 1 oktober wordt een groot deel van de bevolking gegijzeld. Op maandag worden zo’n 660 mannen tussen de 17 en 50 jaar afgevoerd naar kamp Amersfoort en het grootste deel gaat op transport naar Neuengamme. Ruim 550 komen er om. In het dorp zelf steekt de bezetter meer dan honderd huizen in brand.
Op 9 november worden Van Geen en zijn vriend Wiete Rengers Hora Siccama – tevens verloofde van zus Cocky – gearresteerd, omdat ze zich niet hebben gemeld voor de Arbeitseinsatz. Ze belanden in kamp Amersfoort, maar op 31 januari 1945 worden ze samen voor verhoor teruggehaald naar de Willem III-kazerne in Apeldoorn. Door het doorslaan van verzetsstrijder Luther Kortlang uit Ermelo begrijpt de SD dat er piloten ondergedoken hebben gezeten op Huize Bijstein en dat de beide mannen meer op hun kerfstok hebben dan aanvankelijk gedacht. De jongens proberen onderweg naar de kazerne uit de auto te ontsnappen. Er ontstaat een gevecht met de SD’ers die hen bewaken, waarbij Wiete zwaar gewond raakt en de volgende dag overlijdt. Van Geen belandt op 24 februari na zeer zwaar verhoor als Todeskandidat in De Kruisberg. Cocky is al op 5 november 1944 gearresteerd, maar kan in februari vluchten. Vader Van Geen wordt begin februari gearresteerd en komt op 18 maart in Neuengamme aan. Hij zal zwaar ziek de oorlog overleven en in januari 1946 zijn taken als burgemeester hervatten. Tegen het laatste is in Putten wel weerstand, omdat zijn zoon onderdeel uitmaakte van de verzetsgroep die de razzia veroorzaakte. Het stoffelijk overschot van Henri wordt op 4 mei 1945 samen met Rademakersbroek-slachtoffers Evert van Grevengoed (ook uit Putten), Luther Kortlang (Ermelo), Wouter van Dam (Harderwijk) en Bert Schaftenaar (Harderwijk) uit Varsseveld opgehaald. Van Geen en Van Grevengoed worden naast elkaar op de Oude Gemeentelijke Begraafplaats (nu Oude Algemene Begraafplaats) van Putten begraven.