Op 18 maart 1920 wordt Willem Gerritsen in Scheveningen geboren, als derde kind van boekhouder Gerrit Jan Gerritsen (Haarlem 1889) en Heintje Goris (Elburg 1890). Zijn ouders zijn in 1914 getrouwd. Wim is de oudste zoon en wordt vernoemd naar de vader van zijn vader. Hij heeft twee oudere zussen, Rie en Drea, en een jongere broer Gert. Het gezin verhuist geregeld. Gerritsen houdt veel van literatuur, gedichten en klassieke muziek en doorloopt als enige in het gezin de hbs, waar hij tot de beste leerlingen van de klas hoort.
De oorlog
Aan het begin van de oorlog woont Wim in Scheveningen. Hij werkt bij de PTT en schopt het tot adjunct-commies, maar hij hecht niet veel waarde aan zijn carrière. Veel liever gaat hij zeilen. Zijn vakanties brengt Gerritsen buiten door, kamperend aan de Kaag of bij Reeuwijk. Tijdens de bezetting bouwt hij zelf een boot, Tamalone, vernoemd naar de hoofdpersoon uit Arthur van Schendels roman Een zwerver verliefd (1904). Zijn vader is betrokken bij de illegaliteit. Hij assisteert op zijn werk in Rotterdam de verzetsgroep van Bernardus Slier, die banden met de OD heeft. Gerritsen senior post gegevens over luchtafweergeschut en Duitse oorlogsactiviteiten in de haven aan de Amerikaanse ambassade, zodat die de informatie kan doorspelen naar Engeland. In mei 1941 verhuist het gezin naar Mauvelaan 20 in Leidschendam. Vader is inmiddels op een lijst van de Sicherheitsdienst beland met merendeels communisten uit Den Haag, waarvan veel worden opgepakt. Dit is mogelijk een reden voor de verhuizing weg uit Scheveningen. In mei 1941 staakt Jan Gerritsen ook zijn verzetsactiviteiten in Rotterdam en in augustus wordt hij lid van de Nederlandsche Unie. Op 17 januari 1942 wordt vader echter gearresteerd en berecht voor zijn betrokkenheid bij de groep van Slier. Hij weet de doodstraf ternauwernood te ontlopen, maar wordt veroordeeld tot 15 jaar in een Duits tuchthuis. Vanaf dat moment neemt Wim als oudste zoon zijn vaders plek in.
Eind 1944 neemt Gerritsen het fatale besluit om samen met zijn vriend Kees Louwerens te crossen naar bevrijd gebied. Vader zit al bijna drie jaar gevangen, de Hongerwinter treft ook Leidschendam, het einde van de oorlog is nabij en de jongens hebben genoeg van het zich verstoppen voor de Arbeitseinsatz. Kees heeft net als Wim eerst in Scheveningen gewoond en is in november 1943 – waarschijnlijk voor de bouw van de Atlantikwall – met zijn moeder naar Voorburg verhuisd. Op nieuwsjaarsdag vertrekken de vrienden op de fiets richting Dordrecht. Via het verzet hebben ze daar een adres gekregen. In de buurt van Tiel schrijft Wim dat ze willen proberen naar Opheusden te komen. “Dan tot na de bevrijding Ma, als we elkaar niet meer terugzien tot ziens in het hiernamaals.” In de nacht van 7 op 8 januari belanden Wim en Kees echter niet in bevrijd gebied, maar ze worden gearresteerd door een Duitse wacht. Na zware verhoren door de SD in Velp worden ze op 7 februari als Todeskandidaten gevangen gezet in De Kruisberg. Pas in de zomer van 1945 zal de familie horen dat zowel vader als zoon Gerritsen niet meer leven.