Evert van Grevengoed wordt op 19 februari 1897 in Putten geboren als zoon van de arbeider Hendrik van Grevengoed (Ermelo 1847) en Metje Jansen (Putten 1862). Zijn ouders zijn in 1884 getrouwd. Zijn vader overlijdt in de zomer van 1921 en Van Grevengoed leeft als vrijgezel samen met zijn moeder tot aan haar dood eind 1938. Hij woont ten zuiden van het dorpje Putten, halverwege de weg naar Voorthuizen, aan wat nu de Bakkerweg heet. Evert heeft een klein boerenbedrijf met een stukje grond waar hij aardappels verbouwt en een paar biggen en kippen. Zijn broer Hendrik (Putten 1902) woont vlakbij in de ouderlijke woning en Van Grevengoed eet elke dag tussen de middag warm bij zijn jongere broer Jan (Putten 1899) en diens gezin, die op 10 minuutjes lopen woont. Jans vrouw en oudste dochter maken Everts huis regelmatig schoon. Zijn jongere nichtje en neefje spelen dan in het huis of op het erf. Evert is veel thuis. Hij is een rustige man met een klein snorretje. Plaatsgenoot en verzetsman Ben Westerveld beschrijft hem na de oorlog als “een eenvoudige ongetrouwde boer, met een keiharde kop” (bron: Th. A. Boeree, Het verzet op de Veluwe, deel 2).
De oorlog
In de oorlog gaat een groot deel van de familie Van Grevengoed in het verzet. Bij zijn broer Jan zitten Joden ondergedoken en Van Grevengoed is lid van de Raad van Verzet en vanaf augustus 1944 zit hij bij de Binnenlandse Strijdkrachten, district Harderwijk. Bij betrouwbare kennissen haalt Evert distributiebonnen op die over zijn, om daarmee onderduikers te helpen. Als een Duitser op een dag vlakbij huis zijn fiets vordert weigert hij dit resoluut. Daarop krijgt hij een trap, maar kan de fiets houden. Rondom Putten, Nijkerk en Voorthuizen zijn er verschillende illegale groepen, die meewerken aan droppings, net als Van Grevengoed. Hij is vooral actief in het buurtschap Gerven en heeft bij zijn boerderijtje in een gat in de grond veel wapens verborgen. Ook zijn motor begraaft hij, om die uit handen van de Duitsers te houden. “Bij Van Grevengoed waren alle wapens van de groep opgeslagen en dat was geen klein beetje,” aldus zijn toenmalige buurvrouw Nellie Oosterbroek (bron: Th. A. Boeree). Van Grevengoeds buurman is de in Putten leidende CPN-verzetsman Piet Oosterbroek. Zijn groep gaat na Dolle Dinsdag samen met die van burgemeesterszoon Henri van Geen. Leden hiervan plegen op 30 september de aanslag, die tot de grote razzia van Putten leidt. Oosterbroek wordt in december 1944 verraden en zwaar verwond in een vuurgevecht, dat hem voorgoed invalide maakt.
Eind januari 1945 ziet Ben Westerveld de beruchte SD uit Apeldoorn bij Van Grevengoeds huis, terwijl deze zelf naar de markt is. Hij waarschuwt Evert, maar die ziet het gevaar niet. Hij slaapt een nacht bij zijn broer Jan, maar keert al gauw terug naar huis om de kippen te voeren. Westerveld haalt de wapens zes dagen na het bezoek van de SD weg, maar die keert de dag daarop – 6 februari – vroeg in de ochtend terug. Ze vinden niks, maar toch wordt Van Grevengoed gearresteerd. Zijn buurvrouw beschrijft: “Hij toonde zich eerst slim-verheugd dat zij niets konden vinden, maar hij werd toch meegenomen…met op de rug gebonden handen en met opgetrokken benen, die eveneens waren gebonden, op een kar”(bron: Th.A. Boeree). Zijn schoonzus is getuige dat hij met een lap over zijn gezicht achterin een auto ligt, die onder een boom wordt geparkeerd, terwijl de SD zijn huis leeg rooft en in brand steekt, net als de woning van Oosterbroek. Evert zou zijn verraden. Omstanders hebben bij de SD in de auto een bleke man zien zitten: wellicht Berend Dijkman, alias Piet van de Veluwe, voormalig commandant van de brigade Veluwe bij de Raad van Verzet. Die was in november 1944 gearresteerd, waarbij ook zijn geheime archief werd gevonden. Dijkman zou beide woningen hebben aangewezen. De arrestatie heeft een grote impact op de familie. Broer Jan is bang dat zijn huis het volgende doelwit van de SD zal zijn. Maar Van Grevengoed laat bij zware verhoren geen woord los. Zoals zijn buurvrouw na de oorlog verklaart: “Volgens medegevangenen is hij zwaar mishandeld, maar hij heeft gezwegen” (bron: Th.A. Boeree). Ook zijn familie heeft gruwelijke verhalen over hem gehoord. Uiteindelijk belandt Van Grevengoed in De Kruisberg en staat op 2 maart bij het Rademakersbroek. Thuis vernemen ze pas veel later, als Putten allang bevrijd is, dat hij is overleden. Zijn stoffelijk overschot wordt op 4 mei 1945 samen met Rademakersbroek-slachtoffers Henri van Geen (ook uit Putten), Luther Kortlang (Ermelo), Wouter van Dam (Harderwijk) en Bert Schaftenaar (Harderwijk) uit Varsseveld opgehaald. Van Grevengoed en Van Geen worden naast elkaar begraven op de Oude Gemeentelijke Begraafplaats (nu Oude Algemene Begraafplaats) van Putten en in het dorp wordt een hofje naarhem vernoemd. Piet Oosterbroek blijft contact houden met de familie. Hij geniet na de oorlog als voormalig verzetsman veel aanzien in het dorp.