Op 25 juni 1903 wordt Jan Jacob de Groot in Oude Pekela (Groningen) geboren als zoon van timmerman Kornelis de Groot (Oude Pekela 1865) en Jakobje Meijer (Nieuwe Pekela 1865). De Groot is de jongste van drie kinderen. Net als zijn vader wordt hij timmerman en opzichter in de bouw. In Den Ham leert hij zijn vrouw Eibelliena Jacoba Westera (Den Ham 1903) kennen. In maart 1928 trouwt het paar en vestigt zich in Vroomshoop. Ze krijgen zeven kinderen en starten samen een houthandel, terwijl Eibelliena daarnaast ook hoeden maakt met haar zussen. De Groot begint met het maken van kippenhokken, maar daar komen al gauw kapschuren en landhuisjes bij. Zo ontstaat De Groots Houtbouw, dat uitgroeit tot een groot bedrijf. Eind jaren dertig begint Jan ook een speelgoedfabriek, waar houtrestanten worden verwerkt en veel mensen met een beperking aan de slag gaan.
De oorlog
De Groot krijgt veel zakelijke opdrachten van defensie en zo komt hij in de oorlog op een door de Duitsers gevorderde vliegbasis in Leeuwarden te werken. Zijn fabriekspersoneel wordt daardoor behoed voor de Arbeitseinsatz. Hij besluit tegelijkertijd verzetsactiviteiten op zich te nemen en helpt de ondergrondse te financieren, zonder officieel lid te worden. Vrachtwagens van de zaak smokkelen verstopt onder speelgoed eten naar het westen. In een luxe Chevrolet op houtgas reist De Groot door heel Nederland en vervoert onder andere piloten, wapens en munitie. Met een bordje van de Wehrmacht mag hij overal doorrijden. Het lukt hem om de chef van zijn zagerij eigenhandig uit Kamp Amersfoort te bevrijden. Voor onderduikers – waaronder een burgemeester – bouwt hij op eigen grond en bij de buren houten huisjes als schuilplekken. Joden helpt hij ook. Bovendien is hij betrokken bij de droppings op het Stegerveld (najaar 1944 in gang gezet). Zijn zwager Frits Haselhoff (getrouwd met Eibelliena’s zus Jantje) is commandant van de RVV in Vroomshoop en via hem duiken in november 1944 drie Belgische parachutisten – die al bij verschillende verzetsstrijders in de omgeving hebben gebivakkeerd – onder in een grote woonwagen in De Groots appelhof. Ze maken deel uit van het geallieerde leger en zijn rondom de slag om Arnhem boven Drenthe uitgeworpen. Er is een zender en veel munitie. Ook verzetsstrijder Jan van der Haar zit in de woonwagen ondergedoken. Hij herstelt met zijn been in het gips van een gebroken enkel, die hij op 3 september bij een sabotageactie aan een spoorlijn heeft opgelopen.
Maar de plek wordt verraden. Op 4 december ‘s avonds omsingelen bewakers van Kamp Erika uit Ommen de woonwagen. De piloten ontkomen, maar De Groot – die avondeten had gebracht – en Van der Haar worden gearresteerd. De laatste zou De Groot hebben gevraagd bij hem te blijven: “Want als jij weggaat schieten ze mij direct dood.” De twee mannen belanden in Kamp Erika en daarna in het Huis van Bewaring in Almelo, waar ze ter dood worden veroordeeld. Hun weg eindigt in De Kruisberg. Eibelliena is hoogzwanger als op zondagochtend 4 maart voor kerktijd de dominee het gezin Jan de Groots doodstijding brengt. Door het grote verdriet gaat de roes van de bevrijding in april aan hen voorbij. De houthandel is leeggeroofd, maar na de oorlog zet Eibelliena het bedrijf met hulp van een paar oude werknemers zeer succesvol voort. Voor het emotioneel welzijn van haar kinderen thuis heeft ze helaas minder tijd. Die moeten zichzelf redden. Een dochter en zoon van De Groot bezoeken de herdenking in Varsseveld nog jaarlijks.