Op 20 mei 1919 wordt Leendert Sietse Hohoff in Amsterdam geboren als zoon van ziekenverpleger Jan Dirk Hohoff (Nieuwer-Amstel 1883) en Froukje van Vliet (Franeker 1885). Zijn ouders zijn in de zomer van 1913 getrouwd. Hohoff wordt vernoemd naar zijn Friese grootvader en heeft een oudere broer Johan Dirk (1915), met wie hij zijn verjaardag deelt. In 1940 woont het gezin op de Stadionweg 223hs in Amsterdam-Zuid. Leendert is boekhouder bij A.P.O. in Amsterdam-Oost.
De oorlog
Hohoff helpt en verzorgt Joodse onderduikers; zelfstandig en in samenwerking met kindergroepen in Utrecht. In deze stad wordt hij gearresteerd, maar ook na korte tijd weer vrijgelaten. De drijfveer voor zijn verzet is “mensen helpen die in moeilijkheden zitten,” aldus zijn broer (bron: aanmeldingsformulier Erelijst). Later in de oorlog werkt hij onder andere ook samen met de linkse verzetsgroepen Gerretsen in Amsterdam-Oost en Karel, van geologiestudent Karel de Vries. Beide vallen eind 1943 onder de VGA (Vrije Groepen Amsterdam). De Vries heeft het Nieuwe Suykerhofje aan de Prinsengracht als basis en hij is ook een van de drijvende krachten achter de illegale koeriers- en inlichtingendienst Rolls Royce, die in september 1944 wordt opgericht om de spoorwegstaking te omzeilen. Ook daar zit Hohoff vanaf eind 1944 bij. Hij controleert bijvoorbeeld regelmatig of alles nog goed gaat op de koerierslijn Amsterdam-Amersfoort-Zwolle. Begin 1945 rolt de beruchte SD uit Apeldoorn echter een deel van deze lijn op. Het is onduidelijk of dit komt door verraad of onvoorzichtigheid. De loslippige medewerker Evert logeert in de tweede helft van februari 1945 bij Oswald Assmann thuis in Amersfoort. Zijn huis is een van de koeriersposten. Op dinsdag 20 februari doet de SD daar een inval: Evert ontkomt, maar Assmann en ondergedoken student Jan de Vries worden op heterdaad betrapt bij het maken van verzetskranten. Ook Hohoff wordt daar gearresteerd. Hij is op maandagochtend vroeg vanuit Amsterdam naar Amersfoort afgereisd om verschillende Rolls Royce-medewerkers te waarschuwen dat de SD in het weekend bij koerierster Annie uit Amersfoort is binnengevallen. Hij wist dat de trip gevaarlijk was, maar “nam liever zelf risico’s dan die door anderen te laten lopen” (bron: aanmeldformulier Erelijst). Assmann was zijn laatste adres. De drie mannen worden zwaar verhoord in de Willem III-kazerne. Na twee dagen wacht hen De Kruisberg. Hohoffs mede-verzetsstrijders weten eind februari dat hij is opgepakt, maar moeten concluderen dat ze niks meer voor hem kunnen doen. Op 2 maart worden Hohoff, Assmann en Jan de Vries gefusilleerd.
In de oorlog is Hohoff verloofd met de Joodse Louisa – Loutje – van Raalte (Vlissingen 1918), studente geschiedenis aan de Gemeente Universiteit (nu Universiteit van Amsterdam). Louisa’s moeder is in 1934 na haar scheiding met vier kinderen terug verhuisd naar haar geboorteplaats Amsterdam. Het gezin Van Raalte-Boas vestigt zich aan de Botticellistraat in Amsterdam-Zuid, vlakbij de Stadionweg. Louisa’s broer wordt opgepakt en komt al in najaar 1941 om in concentratiekamp Mauthausen. Louisa duikt onder, net als haar zussen Jenny en Elsa, die de oorlog overleven. De gezinswoning wordt ‘gepulst’ oftewel leeggehaald door het in de oorlog notoire verhuisbedrijf van NSB’er Abraham Puls. Het noodlot slaat toe als Louisa op 20 maart 1944 overlijdt door een hartkwaal op haar onderduikadres in Haarlem. Hes Hohoff – vermoedelijk een nichtje – probeert Leendert met brieven te troosten. Op 7 april 1944 schrijft Hes: “Tweede Paasdag is Loutjes verjaardag, een dag, vermoedelijk nog moeilijker dan de andere dagen. Daarom wil ik je voor die dag iets laten horen.” Als hart onder de riem stuurt Hes hem De vrouw in het woud (1912), een gedichtenbundel van Henriëtte Roland Holst. “Ik lees er veel in en put er kracht uit. ‘De boom van groot verdriet’ is mijn wegwijzer.”