Op 7 april 1913 wordt Derk Jan te Rietstap in Halle bij Zelhem in de Achterhoek geboren als oudste zoon van Gerrit Jan te Rietstap (Wisch 1882) en Bertha Colenbrander (Heelweg 1890). Net als andere boeren uit de Achterhoek vestigt Te Rietstap zich in de jaren dertig in de veenkoloniën in Noord-Overijssel, wat voor de achtergebleven familie voelt als emigreren. Aanvankelijk werkt hij op de boerderij van de familie Van der Vinne op de Krim bij Gramsbergen, waar hij zijn toekomstige vrouw Pietertje van der Vinne (Gramsbergen 1914) leert kennen. Ze trouwen in oktober 1938 en gaan wonen op een boerderij aan de Van Roijenswijk tussen Bergentheim en Kloosterhaar. Het huis ligt afgelegen, langs een slecht begaanbare zandweg aan een kanaal. Het echtpaar krijgt drie kinderen: Gerrit Jan (1940), Aaltje (1943) en Derk Jan, geboren na de dood van zijn vader in juli 1945. Gerrit en Liny Ormel (Pietertjes zus) zijn de buren van het gezin.
De oorlog
Vanuit zijn geloof (gereformeerd) ziet Te Rietstap het als zijn plicht om de medemens te helpen en te strijden voor vrijheid. In de oorlog is zijn boerderij een centrum van verzet voor de omgeving van Bergentheim. De gezinnen Te Rietstap en Ormel werken nauw samen en verbergen beide onderduikers: verzetslieden, Joden en mensen die aan de Arbeitseinsatz willen ontsnappen. Ook voor evacués is er een slaapplek en eten. Pietertje zal later aan haar kinderen schrijven: “Wij waren al die jaren, vader en ik, gewend ons huis open te stellen en te herbergen, te verzorgen, wat ons tegenkwam zonder dat afgesproken te hebben.” Daarnaast helpt Te Rietstap onderduikers aan andere onderduikplekken en zorgt hij voor bonkaarten. Geert Salomons en Geert Theissens werken veel met Ormel en Te Rietstap samen. Vanaf begin 1943 wordt het illegale blad Trouw, door koeriersters uit Groningen gebracht, verspreid vanuit Te Rietstaps boerderij. Het verzet overlegt daar en er is samenwerking met de KP, hoewel Derk zelf niet veel op heeft met gewapend verzet. Zo worden er sabotageacties gepland en zijn Ormel en Salomons op 20 juni 1944 betrokken bij de overval op een distributiekantoor in Coevorden, waarna de groep zich schuilhoudt in de schuur van Salomons.
Maar op 12 januari 1945 rond het middaguur komen 4 mannen uit Kamp Erika in Ommen om Te Rietstap te arresteren. Albert Bols en Mans Schuurman zijn de avond ervoor opgepakt en bij hun verhoor doorgeslagen. Te Rietstap vraagt of hij eerst nog mag danken voor de maaltijd met zijn gezin, wat hij vervolgens doet. Ook Ormel, Salomons en andere verzetslieden uit de omgeving worden die dag gearresteerd. Ze belanden in Kamp Erika, waar Te Rietstap samen met Ormel een week lang zwaar wordt mishandeld in de beruchte bunker. Zijn voeten bevriezen er van de koud. Rond 20 januari volgt het huis van bewaring in Almelo, waar Te Rietstap, geïnspireerd door zijn geloof, gedichten voor zijn vrouw maakt. Op 6 februari schrijft hij: “Door de kieren van de ramen kon ik vanmorgen zien, hoe weer honderden bommenwerpers naar Duitsland vliên, om daar weer dood en verderf te zaaien…Wat heeft de mensheid toch zover gebracht.” Pietertje zal met de fiets – 5 maanden zwanger – op 2 maart om half 11 ‘s ochtends tevergeefs met schone kleren voor Derk bij De Kruisberg aankomen. Op dat moment wordt haar mans levenloze lichaam op een boerenkar van het Rademakersbroek naar een massagraf op de begraafplaats van Varsseveld gereden. In totaal zijn 12 mannen uit de omgeving van Hardenberg bij het Rademakersbroek gefusilleerd, waaronder ook Ormel en Salomons. Op 27 april worden ze allen herbegraven in Bergentheim. Hun graven vormen samen een monument. In juli 1945 wordt Derk junior geboren. Pietertje laat haar echtgenoots bruine wollen sjaal met twee kogelgaten inlijsten, maakt een boekje van zijn gedichten en schrijft haar eigen herinneringen aan de oorlog op voor de kinderen. In 1993 wordt het echtpaar onderscheiden door het Yad Vashem. Pietertje zal in 2003 overlijden.