Op 5 juli 1926 wordt Gerhardus Hendrikus ten Voorde geboren in Almelo als zoon van spinnerij-arbeider Gerhardus Bernardus Hendrikus ten Voorde (Hengelo 1897) en Geesje Brinks (Ambt Hardenberg, Lutten 1897). Zijn ouders zijn in 1920 getrouwd. Ten Voorde heeft een oudere broer Johannes Hermannus Gerhardus (1921). Het echtpaar Ten Voorde gaat in 1934 uit elkaar. Vader en moeder hertrouwen beiden.
De oorlog
In de oorlog is Ten Voorde bakkershulp en woont op Lijsterstraat 6 (nu de J.B. van Loghemstraat) in de sociale woningbouw van de arbeiderswijk Witvoetenland. Zijn broer is tuinman en woont op Lijsterstraat 10. Vanaf december 1944 woont op Lijsterstraat 5 timmerman en spoorwerker Wilhelm van den Heuvel en zijn jonge gezin. Van den Heuvel wordt echter al snel met pleuritis – een ontsteking van het long- of borstvlies – opgenomen in het Diaconessenhuis in Almelo. Beide mannen worden op 2 januari 1945 gearresteerd en belanden via het huis van bewaring in Almelo in De Kruisberg in Doetinchem. In hun naoorlogse dossier staat dat ze samen aan zwarte handel deden en Ten Voorde bovendien in het bezit van vuurwapens was. Van den Heuvels dochter Grada verklaart echter dat haar vader in het verzet zat en zwarte handel niets voor hem was. Het feit dat beide mannen tegelijkertijd zijn opgepakt en Ten Voorde bovendien wapens had, kan erop duiden dat er sprake was van verzetsactiviteiten. Met zijn 18 jaar hoort Gerhardus samen met Bram IJzerman uit Nunspeet tot de jongste slachtoffers van het Rademakersbroek.
Op 19 mei 1945 wordt Ten Voorde herbegraven op de Algemene Begraafplaats in Almelo (nu ‘t Groenedael), naast Rademakersbroek-slachtoffer Christiaan Lambertus Brummer. Eind november 1951 schrijft burgemeester van Almelo Jan Marie Ravesloot in een brief aan de Oorlogsgravenstichting in Den Haag dat hij de straf van de vier gefusilleerde mannen afkomstig uit Almelo – waaronder Ten Voorde en Van den Heuvel – niet in proportie vindt met de door hen gepleegde misdaden. “Naar aanleiding van Uw bovenvermeld schrijven deel ik U mede, dat van de door U genoemde personen G.H. ten Voorde en W.H.G.C. van den Heuvel door de Feldgendarmerie werden gearresteerd wegens zwarte handel, C.L. Brummer wegen rijwieldiefstal en G. Toerse wegen heling. Uiteraard staat de door de Duitsers op hen toegepaste maatregel in geen verhouding tot de door hen gepleegde misdrijven en moet dan ook in hun geval worden gewaagd van een ten offer vallen aan de Duitse terreur.” Maar in het geval van Ten Voorde en Van den Heuvel kan er sprake zijn van verzet.