Fleer J.C.H. sr.
Leeftijd: 47 jaar
Fleer J.C.H. sr.
Geboren | 2 juni 1897,
Amsterdam
Overleden | 2 maart 1945,
Varsseveld
Rustplaats | Begraafplaats Het Kerkhof Lutten
Laatste woonplaats | Amsterdam
Ik krijg een gezicht door |
Tijdens Event |

Levensverhaal

Jan Cornelis Hendrik Fleer wordt geboren op 3 juni 1897 in de Indische buurt in Amsterdam-Oost als oudste zoon van smid en later ketelmaker Andries Fleer (Lemmer 1874) en Cornelia Reinders (Amsterdam ca. 1873). Zijn vader werkt in de locomotiefbouw bij Werkspoor op Oostenburg. Het is een groot katholiek gezin, maar als de pastoor komt vragen waar het volgende kind blijft, gooit vader hem van de trap en maakt alle kinderen Nederlands-hervormd. Vanaf 1910 leert Jan voor monteur bij Werkspoor. Daarnaast gaat hij naar de technische vakschool. Ook haalt hij zijn rijbewijs en wordt chauffeur en machinist op de koopvaardij. Op 21 maart 1921 trouwt hij met Afina Trijntje van der Wal (Groningen 1893). Zes dagen later komt hun zoon Jan ter wereld. Het jaar daarop wordt Max geboren. In de jaren dertig gaat Jan weg bij zijn gezin, maar zijn vrouw en hij scheidden niet officieel. Door Fiens fanatieke communisme is er een verwijdering ontstaan tussen het gezin en de familie Fleer. Als Jan senior niet op zee is, woont hij in Den Haag en Haarlem. Hij is opzichter bij het Leger des Heils en heeft een tijdje een eigen autowerkplaats. In augustus 1937 wordt Fleer door de rechtbank Haarlem veroordeeld tot een maand gevangenisstraf wegens letsel door schuld. Het zou kunnen gaan om een vechtpartij of wellicht een auto-ongeluk.

De oorlog

Op 8 april 1941 gaat Jan Fleer bij het NSKK (Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps): oorspronkelijk een paramilitair onderdeel van de NSDAP, dat in de jaren dertig het gebruik van auto’s en motoren populair moet maken. In de oorlog is het een hulporganisatie van de Luftwaffe. De staf bevindt zich in Den Haag en 9.000 tot 10.000 Nederlandse vrijwilligers gaan erbij. Zij worden voor het grootste gedeelte opgeleid in Gelderland of België. Fleer volgt zijn opleiding in het Belgische Diest en haalt zijn grootrijbewijs. Tot augustus 1941 is hij chauffeur en van augustus tot april 1942 staat hij in een werkplaats. Vanaf 10 mei 1942 is hij chauffeur en monteur aan het Oostfront – waarschijnlijk in Rusland – als Unterführer bij een compagnie van het Duitse leger. Eind december wordt hij bevorderd tot Rottenführer (voorman). Van mei tot september 1943 volgt hij in Diest een technische opleiding. Zijn sergeant noemt hem eind 1943 “rustig, vlijtig en ordelijk.” Vermoedelijk blijft hij tot september 1944 bij dezelfde compagnie, maar rondom Dolle Dinsdag besluit Fleer te deserteren. Hij duikt zeer waarschijnlijk onder bij zijn eigen gezin in Amsterdam. Eenmaal gearresteerd zegt hij in een verhoor dat hij dit deed, omdat zijn voormalige gezin communistisch was. Wellicht hoopte Fleer er zo na de oorlog beter vanaf te komen.

Afina zou in haar verhoor uit 1948 in de strafvervolgingszaak van haar man verklaren dat ze pas in november ‘42 wist dat hij bij het NSKK zat. Ze was naar Den Haag gegaan om hem geld voor het levensonderhoud van hun zoons te vragen, zodat die thuis konden blijven en niet opgepakt zouden worden voor de Arbeitseinsatz. Ze sprak haar man in die tijd maar zelden. Jan had zich echter in januari 1942 weer in Amsterdam ingeschreven op de Jan Evertsenstraat 55-II. Het is de vraag of hij dit heeft kunnen doen zonder medeweten van zijn vrouw. Fleer geeft zijn gezin tot het einde van de oorlog gemiddeld 120 gulden per maand. Jan en Max zitten vanaf 1940 in het verzet voor de CPN, Het Parool en Groep 2000. Daarnaast gaan ze naar de Hervormde Kweekschool in Amsterdam-Oost om leraar te worden. In december ‘44 zijn de jongens gearresteerd en zitten vast in Amersfoort. Afina besluit naar haar zus in Slagharen te gaan, omdat daar meer eten is. Ze wordt waarschijnlijk gevolgd door haar ondergedoken man Jan. De jongens kunnen vluchten en komen ook naar Slagharen. Gezien hun uiteenlopende politieke achtergrond zal dat spanningen hebben gegeven. Afina en de jongens zetten wellicht hun verzetsactiviteiten voort, want een plaatselijke NSB’er geeft hen aan als communisten. Op 24 januari 1945 wordt iedereen opgepakt; ook Jan Fleer senior. Het gezin wordt overgebracht naar gevangenis Landzicht in Dedemsvaart, waar ze tijdens verhoor zwaar worden mishandeld. De SD maakt Fleer senior – als deserteur en opportunistisch onderduiker – tegenover zijn vrouw uit voor lafaard. Hierna wacht het Huis van Bewaring in Almelo. Max wil alle schuld voor het illegale werk op zich nemen en pleegt zelfmoord. Jan senior en junior belanden in De Kruisberg; moeder waarschijnlijk ook. De beide mannen worden op 2 maart gefusilleerd. Afina komt vlak voor de bevrijding met de schrik vrij. Het bijzondere gerechtshof in Amsterdam besluit op 8 mei 1948 om niet tot vervolging van Jan Fleer senior over te gaan. Zijn graf blijft in Lutten en zijn vrouw zal er na de oorlog niet meer naar omkijken. Hun kinderen worden in 1948 herbegraven op Eerebegraafplaats Bloemendaal. In 2010 wordt in Hardenberg het oorlogsmonument ‘Verlies, verdriet, verzet en vrijheid’ onthuld. Vader en Jan zijn hier beiden op vermeld in de categorie ‘anderszins omgekomenen.’ De maker zal geen weet hebben van vader Fleers oorlogsverleden, terwijl je zou kunnen beargumenteren dat hij ook een slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog is.

Aanvulling door deelnemer

Multimedia

Lees meer