Levensverhaal
Opa trouwt op 27 april 1925 met oma, Tjakoline Elisabeth Beetz, opa is dan 30 jaar oud, oma 25 jaar. Zij krijgen acht kinderen: Jetty, Daisy, Bob, Tilly, Fred, Frans, George, Bert. Er volgen meerdere kleinkinderen, die opa evenwel nooit heeft kunnen zien.
Opa was juridisch opgeleid en werkte als commies-A (hogere functie) bij de Weeskamer in het stadhuis van Batavia. De taken van de Weeskamer waren:
- waarnemen van de (toeziend) voogdij
- uitoefenen van curatele (als iemand handelingsonbekwaam was/werd)
- beheren van goederen van afwezigen
- registreren en openen van testamenten
- beheren van onbeheerde nalatenschappen
Het is een belangrijke overheidsfunctie met veel verantwoordelijkheid en bij de uitvoering van de taken gaat het om aanzienlijke bedragen. Als de algehele mobilisatie wordt afgekondigd, wordt opa Verstift ingelijfd bij de Landstorm van het KNIL. Onbekend is gebleven waar hij precies dienst deed als soldaat infanterist. Op 10 maart 1942 wordt hij op Java, waarschijnlijk in de buurt van Surabaya, door Japankrijgsgevangen gemaakt. Hij is dan 47 jaar, oma 42, de kinderen zijn tussen de 15 (Daisy) en 6 jaar oud (Bert). Oom Os is dan 7 jaar. Oma heeft – ondanks haar Duitse achternaam Beetz – vrijwillig voor internering gekozen voor de bescherming van de kinderen en zichzelf. Het is onduidelijk hoelang opa en oma elkaar al niet meer hebben gezien op die bewuste dag van 10 maart 1942.
Via Singapore wordt opa met de Kamakura Maru 1 (een passagiersschip) met 2.212 andere krijgsgevangenen afgevoerd naar Nagasaki. De reis duurt acht dagen. Er is onvoldoende eten beschikbaar en de krijgsgevangenen verblijven voor het merendeel zonder verdere verzorging of beschutting aan dek. Van Nagasaki gaat het transport per trein verder naar Osaka. Van Osaka gaat het per trein, kabelbaan en te voet verder naar Kamioka Branch Camp, in de bergen op 1.600 meter hoogte. Daar bevindt zich een groot complex van elektrische centrales en fabrieken voor de oorlogsindustrie. De krijgsgevangenen worden te werk gesteld in de loodmijnen.
De omstandigheden in het kamp zijn zeer slecht; er is weinig voedsel, de winters met strenge vorst en veel sneeuw, de zomers heet. Beschermende kleding is niet beschikbaar en schoenen zijn schaars. Het Japanse regime is onberekenbaar, ruw en wreed. Op onnozele ‘vergrijpen’ staan zware straffen, waaronder langdurige, eenzame opsluiting in een buitenkooi zonder kleding. In het kamp zijn 63 Nederlanders, 15 Amerikanen en 2 Britten omgekomen.
In het Dagblad van het Noorden van 3 juli 1943 staat voor het eerst vermeld dat A.R.G.E. Verstift krijgsgevangen is gemaakt en overgebracht naar Osaka; volgens informatie van het Nederlandsche Roode Kruis in Den Haag kon de familie nog niet geïnformeerd worden.
Opa is op 18 maart 1944 ernstig gewond geraakt bij een mijnongeval. De volgende dag, 19 maart 1944, is hij aan zijn verwondingen bezweken, zonder zijn geliefde gezin weer te zien. Het is waarschijnlijk dat oma pas in de loop van 1945, nog in het Jappenkamp, via-via van zijn overlijden op de hoogte is gebracht. Na de oorlog zijn de stoffelijke resten van opa op 20 oktober 1945 overgedragen aan de Amerikaanse troepen in Japan. Zijn urn is vervolgens bijgezet op het Nederlands Ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
Aanvulling door deelnemer
Multimedia
A.R.G.E. Verstift (re) in Den Haag, (jaartal niet bekend)